Inhoud

 
          6.1.1. Achtergrond
 
          6.1.2. Een ergonomische stoel
 
          6.1.3. Een kantoortafel
 
          6.1.4. Hulpmiddelen
 
 
          6.3.1. Algemeen
 

Hoofdstuk 6 - De werkplek

6.1. Richtlijnen bureaustoel en kantoortafel

De richtlijnen voor kantoormeubilair zijn vastgesteld in de Nederlandse Praktijk Richtlijn 1813 (NPR 1813). Het zijn geen echte richtlijnen, maar ergonomische uitgangspunten voor kantoormeubelen. Uitgangspunt is dat kantoorwerk op een verantwoorde manier kan worden uitgevoerd.

6.1.1. Achtergrond

Deze geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de:

  • NEN-EN 1335:     kantoormeubelen – kantoorstoelen
  • NEN-EN 527:       kantoormeubelen - kantoortafels en bureaus
  • NEN 2441:          ergonomische criteria voor zit-sta tafels
  • NEN 2449:          ergonomische criteria voor kantoorwerktafels

De Praktijkrichtlijn NPR 1813 is een toelichting op genoemde normen en heeft tot doel aan te geven op welke wijze 'goed zitten' en 'verantwoord staan' bij het kantoorwerk kan worden uitgevoerd. Uitgangspunt van de richtlijn NPR 1813 is dat zoveel mogelijk mensen in Nederland gebruik kunnen maken van beschikbare kantoormeubelen. Zowel mannen als vrouwen, onafhankelijk van hun lengte, moeten hetzelfde meubel kunnen gebruiken. Bureaustoelen die voldoen aan de NPR 1813-norm kan dan ook door ongeveer 95% van de Nederlandse beroepsbevolking worden gebruikt.

Hieronder hebben wij de norm vertaald tot voor iedereen leesbare richtlijnen.

6.1.2. Een ergonomische stoel

1. De zithoogte is verstelbaar van 41 tot 55 cm;
          Uitgangspunten:

  • De bovenbenen horizontaal en de onderbenen verticaal;
  • Zithoogte gelijkt aan of iets lager dan knieholtehoogte;
  • De mogelijkheid om de onderbenen naar voren of naar achteren te plaatsen;
  • Toeslag voor schoeisel: 3 cm.

2. De zitting is vlak, minimaal 40 cm breed tot 44 cm diep en heeft een verstelbare hellingshoek van -7 tot 3 graden, vast te zetten op een hoek van -3;
          Uitgangspunten:

  • Voldoende ruimte tussen knieholte en voorzijde zitting om afknelling te voorkomen;
  • Voldoende ondersteuning van de bovenbenen i.v.m. stabiliteit en zitcomfort;
  • Voldoende ondersteuning van de zitbeenknobbels i.v.m. stabiliteit en zitcomfort;
  • De zithoek moet het gebruikers mogelijk maken om hun zithouding te varieren tussen een voor- en achterwaartse positie.

3. De voor- en achterzijde van de zitting en de boven- en onderzijde van de rugleuning zijn afgerond.  

4. De zitdiepte is verstelbaar van 38 tot 48 cm;
          Uitgangspunten:

  • Voldoende ruimte tussen knieholte en voorzijde zitting om afknelling te voorkomen;
  • Voldoende ondersteuning van de bovenbenen i.v.m. stabiliteit en zitcomfort.    

5. De voorzijde van de rugleuning is vloeiend, zonder knikken of hoeken met een horizontale straal van 40 cm of meer;
          Uitgangspunten:

  • De rugleuning moet zodanig van vorm zijn dat deze de gehele rug ondersteunt.

6. De breedte van de rugleuning is minimaal 36 en maximaal 46 cm, de lengte minimaal 37 cm;
          Uitgangspunten:

  • De hoogte en breedte van de rugleuning hoort zodanig te zijn dat deze voldoende steun geeft aan de rug en de vorm van de ruggengraat volgt;
  • De bovenkant van de rugleuning behoort de borstkast voldoende te ondersteunen, maar mag niet hoger zijn dan de onderkant van het schouderblad;
  • De breedte van de rugleuning moet de rug voldoende ondersteunen, maar mag niet veel breder zijn dan de rug.

7. De lendensteun is verstelbaar in hoogte: het middelpunt van de steun is tenminste verstelbaar tussen 17 en 23 cm boven de zitting;
          Uitgangspunten:

  • De maximale steun behoort te worden gegeven op de bovenzijde van het heiligbeen.

8. De armsteun heeft een verstelbare hoogte van 20 tot 30 cm en is minimaal 5 cm breed en 20 cm lang;
          Uitgangspunten:

  • Voldoende lengte en breedte om een goede ondersteuning van de elleboog en de onderarm te
  • Garanderen;
  • De bovenarmen verticaal en de onderarmen horizontaal;
  • Polsen in neutrale stand;
  • Rechte rug.

9. De afstand tussen de armsteunen is instelbaar tussen 36 en 51 cm;
          Uitgangspunten:

  • Bovenarmen verticaal met de onderarmen horizontaal;
  • Polsen in neutrale stand;
  • Rechte rug
  • Voldoende ruimte tussen heupen en armsteunen;
  • Toeslag voor kleding: 2,5 cm.

10. De afstand van de voorzijde van de armsteun tot de voorzijde van de zitting is minimaal 20 cm;
          Uitgangspunten:

  • Het moet mogelijk zijn om zo dicht mogelijk bij het werkblad te komen, waarbij een juist gebruik van de rugleuning blijft gewaarborgd.

11. Het onderstel heeft 5 zwenkwielen en is draaibaar;

12 De afstand tussen de draaias en de vloer is minimaal 2 cm;

13 De stoel is veilig en stabiel en heeft geen scherpe of uitstekende delen.

6.1.3. Een kantoortafel

1. Het werkblad is minimaal 120 cm breed x 80 cm diep;

2. De voorzijde heeft een (bijna) recht aanzitdeel van ten minste 65 cm breed;

3. De hoogte is eenvoudig instelbaar tussen 62 en 85 cm (oudere tafels mogen instelbaar zijn tussen 62 en 82 cm);
          Uitgangspunten:

  • De bovenbenen horizontaal en de onderbenen verticaal;
  • Zithoogte gelijk aan of iets lager dan knieholtehoogte;
  • Tafelblad gelijk aan of iets lager dan ellebooghoogte;
  • Toeslag voor schoeisel 3 cm.

4. Het bovenblad is licht maar niet wit, krasvast en mat (niet spiegelend);

5. Er is veel vrije knieruime onder de tafel: tenminste 65 cm diep;

6. Bij de voeten is de vrije ruimte 80 cm diep;

7. Het tafelblad is inclusief de draagconstructie aan de voorzijde niet dikker dan 5 cm.

6.1.4. Hulpmiddelen

1. Een goed functionerend beeldscherm dat draaibaar, kantelbaar en in hoogte verstelbaar is en voldoende formaat heeft voor de afbeelding van de gelijktijdig benodigde informatie op het scherm;

2. Goed functionerende (mini)toetsenbord en standaardmuis voor gegevensinvoer;

3. Een voetensteunvlak als de medewerker dat zou willen.

Zie ook: Handleiding Werkplekinstelling HK2 (bijlage)

6.2. Ergonomische eisen en aanbevelingen balies en baliestoelen

Richtlijnen voor baliewerkplekken ter preventie van agressie en geweld
Onderwerp Prestatie - omschrijving (voorbeelden)
Positie balie
  • Een balie is voor de bezoeker op een logische en vindbare plek gesitueerd.
  • De baliemedewerker heeft direct zicht op binnenkomende klanten.
  • De baliemedewerker heeft vanuit de werkplek zicht op entree, toegang, wachtruimte, toiletten en portaal. Er is geen belemmering door obstakels.
  • Collega’s hebben permanent zicht op de baliemedewerker.
Afstand tussen medewerker en klant
  • De diepte van het balieblad is dusdanig dat tussen medewerker en klant voldoende sociaal-veilige afstand aanwezig is (de afstand en diepte van de balie wordt mede bepaald door frequentie en aard van transacties, maar minimaal 110 cm).         
  • Een fysieke scheiding tussen medewerker en klant wordt aangebracht. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door:
    •  het plaatsen van een tassenplank
    •  een balieopstand of
    •  een verhoogd geplaatst klantenblad.
Apparatuur
  • Apparatuur met vertrouwelijke informatie wordt uit het zichtveld van klanten geplaatst.
Privacy
  • De medewerkers en bezoekers beschikken over voldoende privacy.
Licht en lichtinval
  • De inval van het daglicht is zodanig dat medewerker én klant elkaar goed kunnen zien (dus niet alleen contouren).
Vluchtwegen
  • De baliemedewerker kan in noodgevallen snel weg zonder langs klanten te moeten.
  • De deurdraairichting is richting de looproute voor het ver¬laten van de balie.
Materiaalgebruik
  • Randen en hoeken van het baliemeubel zijn afgerond.
  • Scherpe randen en hoeken komen aan het meubel niet voor.
Kleurgebruik
  • Het gebruik van rustige heldere kleuren en patronen maakt de kans op ongewenst gedrag door cliënten (agressie en geweld) kleiner.

6.3. Eisen en aanbevelingen balies Contactcenters

6.3.1. Algemeen

  1. Voor de medewerker is de beenruimte onder het werkblad van een balie met verhoogde vloer ten minste 71 cm hoog; bij een balie met hoge stoelen is hij ten minste 96,5 cm hoog.
  2. Voor een medewerker is de beenruimte onder het werkblad ten minste 60 cm diep (liefst 70 cm).
  3. De maximale reikafstand tot hulpmiddelen of posities waar de medewerker regelmatig naar reikt, is niet groter dan 45 cm in het horizontale vlak.
  4. De maximale reikhoogte is maximaal 10 cm onder of boven het werkblad.
  5. De kijkafstand tot het beeldscherm is in te stellen tussen ten minste 50 en 70 cm.
  6. Als de monitor tussen de medewerker en bezoeker in staat, belemmert hij het zicht. Om dat te voorkomen, kunt u de monitor links of rechts uit het midden plaatsen. Belangrijk is dat de hoek tussen de kijkrichting naar de bezoeker en de kijkrichting naar de monitor niet groter is dan 45º.

6.3.2. Zit – zitbalie

  1. De hoogte van de balie moet 74-76 cm zijn, de diepte omstreeks 110 cm (de optimale afstand tussen kantoormedewerker en klant).
  2. Zowel de medewerker als de klant zitten op stoelen met een normale hoogte.
  3. De medewerker gebruikt een normale kantoorstoel, de klant een bezoekersstoel met een vaste zithoogte van ca. 45 cm.
  4. Voor de kantoormedewerker is – naar behoefte – een in hoogte verstelbare voetensteun aanwezig.
  5. De beenruimte onder het werkblad is voor de medewerker ten minste 71 cm hoog en ten minste 60 cm (liefst 70 cm) diep. De beenruimte voor de klant moet minimaal 45 cm zijn.
  6. De maximale reikafstand tot hulpmiddelen of posities waar de medewerker regelmatig naar reikt, is niet groter dan 45 cm in het horizontale vlak.
  7. De maximale reikhoogte is maximaal 10 cm onder of boven het werkblad. De kijkafstand tot het beeldscherm is in te stellen tussen ten minste 50 en 70 cm.
  8. Als de monitor tussen de medewerker en bezoeker in staat, belemmert hij het zicht. Om dat te voorkomen, kunt u de monitor links of rechts uit het midden plaatsen.
  9. Belangrijk is dat de hoek tussen de kijkrichting naar de bezoeker en de kijkrichting naar de monitor niet groter is dan 45º.

6.3.3. Zit-sta-balie

  1. Als de medewerker weinig hoeft te reiken en te lopen en de bezoekers kort aan de balie blijven, is de beste oplossing een balie met een verhoogde vloer (circa 20 cm), een werkbladhoogte van circa 76 cm en een normale kantoorstoel. De overgang naar deze vloerverhoging moet goed gemarkeerd zijn. Voor de kantoormedewerker is er – naar behoefte – een in hoogte verstelbare voetensteun aanwezig.
  2. Als de medewerker veel moet reiken en lopen, is een betere oplossing een verhoogde balie (hoogte circa 100 cm) met een hoge kantoorstoel (instelbereik 69-81 cm). Er is bij deze hoge stoel een stevige voetensteun aanwezig, die instelbaar is tussen ten minste 19 en 40 cm.

6.3.4. Sta-sta-balie

  1. Als de medewerker veel moet reiken en lopen en de bezoeker kort aan de balie blijft, is een sta-stabalie met een hoogte van circa 100 cm geschikt.
  2. Medewerkers mogen echter maximaal twee uur per dag staand werk uitvoeren.
  3. Als medewerkers langer achter de balie werken, kunt u kiezen voor een zitstabalie.
  4. Het werkblad moet voldoende ruimte bieden voor plaatsing van de benodigde hulpmiddelen. Het blad moet minimaal 120 cm breed zijn (maar liever 150 cm breed) en bij deze breedte overal 110 cm diep.
  5. Ook bij een sta-stabalie moet u rekening houden met beenruimte. Voor de voeten geldt een diepte van minimaal 25 cm over een hoogte van minimaal 20 cm. Voor de knieën geldt een diepte van minimaal 10 cm over een hoogte van minimaal 70 cm.
  6. De maximale reikafstand tot hulpmiddelen of posities waar de medewerker regelmatig naar reikt, is niet groter dan 45 cm in het horizontale vlak.
  7. De maximale reikhoogte is maximaal 10 cm onder of boven het werkblad.
  8. De kijkafstand tot het beeldscherm is in te stellen tussen ten minste 50 en 70 cm.
  9. Als de monitor tussen de medewerker en bezoeker in staat, belemmert hij het zicht. Om dat te voorkomen, kunt u de monitor links of rechts uit het midden plaatsen. Belangrijk is dat de hoek tussen de kijkrichting naar de bezoeker en de kijkrichting naar de monitor niet groter is dan 45º.

6.3.5. Baliestoel

  1. Een baliestoel moet in ieder geval voldoen aan de [eisen voor een bureaustoel]
  2. Daarnaast heeft een baliestoel nog een aantal aanvullende eisen:
  3. De wielen moeten afgestemd zijn op de ondergrond.
  4. De diameter van de voet van een hoge baliestoel moet minimaal 70 cm zijn om kantelen te voorkomen.
  5. Hoge stoelen moeten voorzien zijn van een instapring.
  6. Vaak zijn baliewerkplekken voorzien van een werkblad met vaste hoogte. Je moet dan de hoogte van je baliestoel hierop aanpassen. Je kunt hieronder aflezen welk zithoogte-versteltraject je nodig hebt bij verschillende werkbladhoogten.
  7. Een goede baliestoel beschikt over korte instelbare armsteunen en een kantelmechanisme, dat zorgt voor een goede ondersteuning bij wisselende werkzaamheden.
  8. Vanwege de activiteiten die aan de balie uitgevoerd moeten worden, is een goede bekkenondersteuning van belang. Dit voorkomt onderuitzakken in de stoel.
  9. Speciale slijtvaste bekleding heeft de voorkeur (bij hoge stoelen slijt de bekleding aan de voorrand van de zitting zeer snel).
  Bovenzijde werkblad Aanbevolen versteltraject zithoogte baliestoel   zithoogte baliestoel
i. 75 45 – 58 cm   46 – 60 cm
ii. 80 50 – 63 cm 46 – 60 / 52 – 72 cm
iii. 90 60 – 73 cm   52 – 72 cm
iv. 95 65 – 78 cm   60 – 82 cm
v. 100 70 – 83 cm   60 – 82 cm

6.4. Eisen aan het oppervlakte van de werkplek

In de NEN 1824:2010 staan de minimumeisen voor de hoeveelheid vloeroppervlakte van werkplekken in administratieve ruimtes en kantoren. Het betreft werkplekken waar hoofdzakelijk administratieve en/of informatieverwerkende taken worden verricht of waar wordt overlegd/vergaderd.

Graag verwijzen wij u naar de inhoud van deze NEN-richtlijnen en met name naar de tabellen 1,2 en 3. (zie bijlagen).

6.5. Thuis- en telewerken

Dit hoofdstuk behandelt de volgende vragen:

  • Wat is thuis- en telewerk?
  • Waar moet u op letten bij thuiswerk?
  • Wat zijn de regels voor beeldschermwerk?
  • Wie controleert?
  • Meer informatie

6.5.1. Wat is thuis- en telewerk?

6.5.1a Telewerken

Definitie: Decentrale werkorganisatie waarbij het werk eventueel thuis of dichtbij huis met behulp van een thuisterminal verricht kan worden. Telewerken is werken op afstand. De werknemer doet zijn werk thuis achter de computer in plaats van op kantoor.

6.5.1b Thuiswerk

Thuiswerk is al het werk dat thuis gedaan wordt, van enveloppen vullen tot telefoon beantwoorden. Een thuiswerkgever is iemand 'die een ander arbeid in een woning doet verrichten, onder zijn gezag of in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf'
Als werknemers thuis werken, moet de thuiswerkgever zorgen voor goede arbeidsomstandigheden.

6.5.2. Waar moet thuiswerkgever op letten bij thuiswerk?

De thuiswerkgever moet op een aantal zaken letten als werknemers thuiswerken:

6.5.2.a Risico's inventariseren

De werkgever moet een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie maken. Gebruik hiervoor de checklist waarin de meest voorkomende risico's voor Contact Centers worden genoemd. Voor thuiswerk betekent de risico-inventarisatie en -evaluatie dat werkgever moet kijken of het werk geschikt is om in een woning te verrichten. Als dit niet het geval is, dient werkgever te onderzoeken welke maatregelen er nodig zijn om de werkplek passend te maken.

6.5.2.b Goede afspraken en voorlichting

De werknemer kan pas verstandig met de risico's van zijn werk omgaan, als hij weet wat deze risico's zijn. Het is daarom belangrijk om werknemers goed voor te lichten. Voor thuiswerkers is dit extra belangrijk. De thuiswerkgever kan immers niet constant toezicht houden op de werkzaamheden. De thuiswerkgever moet werknemers dus voorlichten over zaken als een veilige bediening van de apparatuur, een goede werkhouding en zonodig over het werken met gevaarlijke stoffen.

Het is belangrijk om goede afspraken te maken over onderhoud, reparaties en dergelijke van apparatuur, leg deze afspraken bij voorkeur schriftelijk vast. De thuis werkgever blijft altijd eindverantwoordelijk voor goede en veilige apparatuur.

6.5.2.c Bezoek thuis

De thuiswerkgever kan het nodig achten zich op de hoogte te stellen van de arbeidsomstandigheden van zijn werknemers. Hiertoe dient het huis bezoek. Werknemer heeft het recht werkgever niet binnen te laten. De werknemer beroept zich hierbij op de onschendbaarheid van de woning.

De thuiswerkgever moet goede afspraken maken over de mogelijkheid tot controle van arbeidsomstandigheden thuis. Weigert den medewerker de toegang tot zijn woning dan kan de thuiswerkgever besluiten werknemer geen werk meer te geven. De rechter zal uiteindelijk beslissen of een dergelijke beëindiging van de arbeidsverhouding rechtmatig is.

6.5.2.d Gegevens bijhouden

De thuiswerkgever moet de gegevens van de thuismedewerkers bijhouden. Deze gegevens kunnen opgevraagd worden door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie.

Deze gegevens moeten bestaan uit:

  • Namen en adressen;
  • Leeftijd;
  • Werkzaamheden;
  • De chemische of gevaarlijke stoffen die gebruikt worden;
  • De hulpmiddelen die gebruikt worden;
  • De werktuigen die gebruikt worden.

6.5.2.e Voorraad beperken

Thuiswerkers mogen niet te veel hinder ondervinden van de voorraad grondstoffen en producten op hun werkplek. De voorraad moet in verhouding zijn met de werkzaamheden die de werknemer verricht. Werkgever mag de woning van werknemer niet als magazijn gebruiken.

6.5.2.f Ongevallen

Volgens de Arbowet moet werkgever arbeidsongevallen zo snel mogelijk melden bij de Arbeidsinspectie. Bij thuiswerk heeft werkgever geen zicht op de veiligheid van zijn werknemer. Werknemer is daarom verplicht een ongeval zo snel mogelijk bij werkgever te melden. Werkgever moet werknemer informeren over deze verplichting. Werkgever moet verder alle ongevallen registreren.

6.5.2.g Werkplek

Thuiswerk moet zoveel mogelijk zittend gedaan kunnen worden. Hiervoor zijn een goede stoel, een goede tafel en geschikte verlichting vereist.

Werkgever is verplicht voor deze voorzieningen te zorgen, tenzij de werknemer er zelf al over beschikt. Werkgever is verantwoordelijk voor het veilig en verantwoord gebruiken van werktuigen. Werkgever moet dus zorgen voor goede beveiliging (een machine mag niet onbedoeld aanslaan), de juiste elektrische aansluiting en de juiste kabels.

Werkgever is daarnaast verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie van de machine ook als deze eigendom is van de werknemer. Een werknemer kan zelf uiteraard kleine reparaties uitvoeren, maar de werkgever blijft eindverantwoordelijk.

Toevoeging 2021:
TNO heeft onderzoek gedaan naar zitten tijdens het werk en geeft tips voor een gezonde balans. Download de factsheet via de website van TNO.

TNO deed ook onderzoek naar beeldschermwerk. Ook hiervoor zijn er tips voor een gezonde balans. Download de factsheet via de website van TNO.

6.6. Regels voor beeldschermwerk?

Deze regels staan ook in hoofdstuk 2 van de arbocatalogus beschreven. Onderstaande is generiek van toepassing, maar staat hier in relatie tot thuiswerken opgenomen.

6.6.1. Regels EU

Bij telewerken heeft werkgever eveneens te maken met regels die opgesteld zijn door de EU. Deze regels zijn bedoeld om verantwoord te kunnen werken met beeldschermen.

Algemeen geldt dat werknemers bij een werkdag van acht uur niet meer dan zes uur achter een beeldscherm mag werken.

De arbeid aan een beeldscherm wordt zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht.

Uitgangspunten zijn:

  • Beeldschermen staan bij voorkeur loodrecht op de richting van het inkomende daglicht. Als dit niet mogelijk is, moet u voorzieningen treffen tegen het spiegelen.
  • Toetsenbord en document moeten zich op ongeveer gelijke afstand van het beeldscherm bevinden.
  • Het beeldscherm moet op ongeveer 50 cm van de werknemer af staan.
  • Als de werknemer veel van papier af moet lezen dan is een documenthouder verplicht.
  • Als werknemer dat wil, moet werkgever de gelegenheid bieden zijn ogen te laten onderzoeken bij de bedrijfsarts, eventueel gevolgd door een bezoek aan de oogarts of optometrist. Ook moet u hem indien nodig een bril verschaffen. Zie ook paragraaf omtrent beeldschermbril in Hoofdstuk 2.

6.6.2. Wie controleert?

De Arbeidsinspectie controleert de naleving van de Arbowet. Als de Arbeidsinspectie langs komt moet werkgever de gegevens van de thuiswerkers kunnen overleggen. Eventueel brengt de Arbeidsinspectie een bezoek aan thuiswerknemers. De inspecteurs mogen de betreffende woningen betreden. Zij behandelen ook eventuele klachten van werknemers. De Arbeidsinspectie kan constateren dat thuiswerkgever de wettelijke voorschriften niet naleeft. Zij zal dan van werkgever eisen dit binnen een gestelde termijn te herstellen.

Terug naar boven